Helaas kon ik niet langer blijven. Ik had bijvoorbeeld heel graag ook naar Moldavië gewild om daar te kijken. Omdat ik aan het einde van de dag een vliegtuig terug naar huis moest nemen had ik effectief de ochtend en de halve middag nog tot mijn beschikking in Boekarest.
Onderweg naar het museum dat ik wilde bezoeken liep ik langs meerdere kerken. Daar het zondag is, waren er overal diensten gaande. Bij de Oude Hofkerk was de dienst volledig in de open lucht (een restant van covidmaatregelen)? De priesters stonden op een podium, het volk op het plein. Nu heb ik wel eens vaker een Orthodoxe dienst bijgewoond, maar dit was toch anders: normaal gesproken kun je in een Orthodoxe dienst de priesters niet zien gedurende het grootste deel van de dienst. Zij worden van het volk afgescheiden door een muur met iconen (de zgn. iconostase). Nu was er op dit podium slechts een symbolische iconostase gecreeërd met twee afbeeldingen van iconen die aan weerszijde van het altaar opgehangen waren. Zo krijg je een inkijkje in de Orthodoxe liturgie die normaal gesproken verborgen was. Helaas voor mij was Roemeens de liturgische taal en kon ik daarom minder van de dienst verstaan dan als deze in het Kerkslavisch of Grieks was geweest.
Zoals iedere zichzelf respecterende Midden- en Oost-Europese hoofdstad is er ook een museum voor nationale geschiedenis. In Boekarest bevindt zich dit in een enorm gebouw midden in het centrum. Anders dan de meeste musea voor nationale geschiedenis die ik ken bestreek de expositie niet de hele nationale geschiedenis. Het achterste deel van het museum was gewijd aan de in het museum aanwezige kopie van de Zuil van Trajanus, die de Romeinse keizer Trajanus’ overwinning in de Dacische oorlogen (101-102, 105-106) vierde. Het antieke Dacië besloeg een deel van wat nu Roemenië is. Kortom, het is enigszins logisch dat er hier zo’n kopie aanwezig is. In de kelder bevindt zich een deelexpositie over de nationale schatten van Roemenië.
Nu is dat allemaal reuze interessant en de schatten zijn zeer bewonderenswaardig, maar daar kom ik als historicus van de 20ste en 21ste eeuw natuurlijk niet voor. De rest van het museum was echter gewijd aan de Tweede Wereldoorlog en de nasleep daarvan. Dat is voor mij interessante kost. Na de Eerste Wereldoorlog breidde Roemenië zijn territorium enorm uit, ten koste van Hongarije (Transsylvanië) en met territoria uit het voormalige Russische Rijk (het huidige Moldavië, de Boekovina en de Dobroedzja). Dit betekende dat Roemenië in het interbellum te maken had met twee buurlanden die beiden ontevreden waren met de status quo van na de Eerste Wereldoorlog: De Sovjet-Unie en Hongarije. Uiteraard was er in Europa nog één land zeer ontevreden met de uitkomsten van de oorlog: Duitsland.
Roemenië’s complexe WO II verleden heeft alles met de bovenstaande situatie te maken. In de jaren ‘30 was Roemenië al een semi-dictatuur geworden geleid door koning Karel II. Ook waren er fascistische bewegingen, waarvan de IJzeren Garde, de grootste was. De binnenlandse ontwikkelingen in Roemenië, samen met de dreiging van de Sovjet-Unie dreven het land langzaam in de armen van Hitler. Of dat voor Roemenië een juiste beslissing was? In augustus 1939, toen Hitler en Stalin het beruchte Molotov-Ribbentroppact sloten erkende Hitler de Sovjetclaims op Roemeens gebied. In 1940 lijfde de Sovjet-Unie Bessarabië en Noord-Boekovina in. Hitler dwong Roemenië samen met Mussolini ook nog eens om gebied af te staan aan Hongarije.
Deze ontwikkelingen zorgden ervoor dat Generaal Ion Antonescu en de IJzeren Garde in Roemenië de macht grepen. Koning Karol werd van de troon gezet en opgevolgd door zijn zoon Michael. Ondertussen werd Antonescu de de facto machthebber in het land. Duitsland was nu de enige mogelijke bondgenoot van het land, en was ook betrokken bij de inval in de Sovjet-Unie. Roemeense troepen zouden uiteindelijk ook vechten in Stalingrad en op de Kaukasus. Niet alleen lijfde Roemenië de aan de Sovjet-Unie verloren gebieden in, het bezette ook een deel van het huidige Oekraïne (hetgeen destijds Transnistrië, d.w.z. de landen aan de andere kant van de rivier Dniester, werd genoemd. Odessa was daarbij de grootste stad die in handen kwam van Roemenië. Roemenië zou uiteindelijk het grootste deel van zijn Joodse bevolking deporteren naar Transnistrië, en uiteindelijk zouden Roemeense joden ook in Nazi-concentratiekampen terecht komen.
Toen de oorlog in het nadeel van Duitsland keerde stuurde koning Michael aan op een coup tegen Antonescu. Roemenië wisselde van kamp in de Tweede Wereldoorlog en sloot zich in augustus 1944 aan in het geallieerde kamp. Dit leidde onverwijld tot een oorlog in het Westen van Roemenië met Duitse troepen. Roemenië poogde zo zijn toekomst als onafhankelijke staat te waarborgen. Het mocht niet baten: de Westerse geallieerden erkenden Roemenië als onderdeel van de na-oorlogse Sovjetinvloedsfeer. Roemenië kreeg wel Transsylvanië terug, maar Moldavië/Bessarabië en Boekovina, en een deel van de Dobroedja moesten opnieuw aan de Sovjet-Unie worden afgestaan. Ook moest er gebied in het zuiden aan Bulgarije worden afgestaan.
Deze geschiedenis wordt in het museum uitgebreid verteld. Daarbij lijkt dit alles Roemenië simpelweg te ‘overkomen’. Ook wordt weliswaar de Roemeense Holocaust vermeldt, maar wat niet wordt verteld is de manier waarop Roemenië de Joodse bevolking in Transnistrië heeft behandeld. In Odessa werd bijvoorbeeld een groot deel van de Joodse bevolking een havenloods in gedreven, welke vervolgens met artillerie werd bestookt. Ook worden er continue helden gezocht, die worden dan ook gevonden in Koning Michael, maar ook in voormalig premier Nicolae Iorga, die in 1940 door de IJzeren Garde is vermoord. Al met al is de expositie een gemengd verhaal: aan de ene kant is het bijzonder eenzijdig, aan de andere kant wordt van Ion Antonescu – die op zijn beurt door de Communisten is geëxecuteerd – geen held gemaakt. Nationalistisch Roemenië heeft de neiging dit laatste te doen. Ook lijkt de expositie enig rekenschap te geven voor de Roemeense rol in de Holocaust (maar wordt die eigen rol nog steeds maar marginaal behandeld). Het is interessant om te zien hoe met dit verleden wordt omgegaan. Anderzijds maakt dat de vraag waarom je hier van het hele Oekraïne-verhaal in het heden niet zo veel hoort. Je zou toch een zekere mate van historische verstrengeling op basis van dit verleden kunnen bedenken.
Op loopafstand bevindt zich ook het Nationale Kunstmuseum. Dat is gevestigd in het voormalige koninklijke paleis. Wat meteen opvalt is het volgende: tot omstreeks de 17e eeuw is er géén niet-religieuze kunst in het museum te zien. Nu is Roemenië Orthodox, en wereldlijke kunst bestaat in de Orthodoxe traditie niet. Ook interessant: de religieuze kunst die in het museum te zien is (iconen, kruizen en liturgisch vaatwerk) is bijna zonder uitzondering in het Kerkslavisch of Grieks. Het hele idee dat de Roemeense taal geschikt zou zijn voor hoogcultuur – waartoe je de liturgie en religie moet rekenen – is dus betrekkelijk laat in de geschiedenis opgekomen. Ook zo leer je nog eens iets over de Roemeense geschiedenis.
Het museum had ook een grote Oekraïense vlag aan de gevel hangen, met daarop de tekst ‘Solidariteit’. Het kwam er op neer dat Oekraïense vluchtelingen het museum gratis konden bezoeken. Er waren dan ook véél moeders die Russisch spraken met hun kinderen. Als je die twee zaken bij elkaar optelt, dan is het wel duidelijk.
Op het einde van de middag moest ik naar het vliegveld om mijn vlucht terug te halen. Allicht komt er later dit jaar een vervolg?